Nieuwsbrief

Privacybeleid

Artikelen

Sören Kierkegaard

(5 mei 1813 - 11 november 1855)
 Kierkegaard is een Deense wijsgeer en protestantse theoloog.

Kierkegaard is een Deense wijsgeer en protestantse theoloog. Hij wordt terecht als de grondlegger van de existentiefilosofie beschouwd. In zijn tijd volkomen miskend, is hij in de 20ste eeuw, na de Eerste Wereldoorlog, 'ontdekt' als de denker die de concrete, unieke bestaanswijze van de mens als uitgangspunt van zijn wijsgerige reflectie heeft gemaakt.

Kierkegaard is een christelijk denker. Het verschil tussen hem en denkers als Sartre, Heidegger e.a. is hierin gelegen, dat deze laatsten denken vanuit een volstrekt immanent existentiebegrip, Kierkegaard vanuit het geloof. Vanuit het geloof wordt Kierkegaards positie tegenover het denken duidelijk. Het denken kan het absolute nooit bereiken. Zijn denken mondt uit in een onontwarbare paradox.

De hoogste paradox van het denken is iets te willen ontdekken wat het zelf niet denken kan. Het vasthouden aan de paradox is het geloof. Het geloof is een zaak van de gehele existentie, het is daad, 'vrezen en beven' dat niets met dogmatische zekerheden te maken heeft. In zijn boek Stadier paa livets vej (1845; Ned. vert.: Stadia op de levensweg, 1987) tekent Kierkegaard de levensstadiën waarop de mens tot vervulling komt van zijn eigenlijke menszijn: het esthetische, ethische en het religieuze stadium.

1. In het eerste stadium (de 'esthetische levenshouding'), is de mens vooral op zichzelf gericht, men leeft voor zijn eigen plezier. Mensen willen 'van alles zijn', maar zijn eigenlijk niets. Ze geven zich over aan de waan van de dag en de stemming van het ogenblik. Mensen zijn (nog) geen individuen, maar massamensen.

2. De overgang naar een volgend stadium (de 'ethische levenshouding') wordt merkbaar als de mens ontevreden wordt met het leven dat hij leidt, een leven dat alle kanten op kan. Het is het stadium waarin iemand een individu wordt omdat hij zelf keuzes gaat maken. De aandacht van de mens gaat nu niet alleen meer uit naar het zoeken van zoveel mogelijk zintuiglijke prikkels, naar de kick en de grillen van het moment. De mens krijgt oog voor het samenleven met anderen, voor algemene normen en waarden en het rekening houden met anderen.

3. In het laatste stadium kiest de mens bewust om zijn leven inhoud en vorm te geven, en verschuilt zich niet achter regels 'omdat het nu een maal zo hoort', maar gaat zich verantwoordelijk voelen voor zijn daden. Kierkegaard noemt vanuit zijn christelijk geloof dit stadium de 'religieuze levenshouding': het weten van de mens om als individu voor God te staan. Niet het doopbewijs van een of andere kerk maakt de mens tot een christen, maar de concrete, individuele keuzes die hij maakt.

In het aannemen van de religieuze levenshouding zag Kierkegaard dat veel mensen blijven steken in de esthetische of in de ethische levenshouding, of dat ze er weer in terugvallen. Volgens Kierkegaard komt dat mede omdat een mens vaak bang is voor de absurde wereld om hem heen. Deze angst ziet hij als een van de grondtrekken van het menselijk bestaan, en alleen door het geloof, door de angst in handen te leggen van God, kan een mens werkelijk bestaan. Dat is echter een keuze die niet eenmalig, maar telkens opnieuw moet worden gemaakt.

Enkele citaten van Kierkegaard:

Men zegt dat de ervaring de mensen wijs maakt. Dat is een kromme redenering. Als er niets hogers dan de ervaring zou bestaan, zou de mens krankzinnig worden. Men zegt dat de ervaring de mensen wijs maakt.

Dat is een kromme redenering. Als er niets hogers dan de ervaring zou bestaan, zou de mens krankzinnig worden.

De hoogste opgave van het menselijk kennen is: te begrijpen dat hij niet begrijpen kan.

De autoriteit die men als denker heeft zal zich moeten bewijzen doordat het woord in je mond één heel duidelijke gedachte uitdrukt.

TOP